Vanuit Huisman 2: Uit Den Ouden Doosch 2 “Het Fries als sociologisch probleem”

Vanwege de corona-maatregelen brengen we vanaf 10 april 2020 tijdelijk een wekelijkse online SoAP uit: Vanuit Huisman (vernoemd naar statisticus van de vakgroep Mark Huisman). In de rubriek Uit de oude doos leest u ter ere van ons 50-jarige bestaan een tekst uit ons archief. De onderstaande tekst schreef P.H. van der Plank in 1980 over het Fries als sociologisch probleem.

Friesland -1

Het Fries als sociologisch probleem

Half november verscheen bij de vakgroep Empirische Sociologie de skriptie “Tweetaligheid in Friesland” van de hand van D. Duipmans. De skriptie is geschreven n.a.v. een door hemzelf verricht onderzoek naar het taalgebruik van Friezen. Het onderzoek werd gedaan in twee verschillende wijken van Drachten. De skriptie zal in de volgende SOAP (januari) besproken worden, aangezien deze bij het aanleveren van dit nummer nog niet volledig klaar was. De onderzoeksresultaten zijn al wel besproken tijdens een skritptiebespreking van de vakgroep Empirische Sociologie. Tijdens die bespreking was ook Dr. P.H. van de Plank aanwezig, wetenschappelijk medewerker bij de subfaculteit sociale wetenschappen te Leeuwarden, die samen met J.E. Ellemers het onderzoek begeleidde. 

Op verzoek van de redaktie schreef hij onderstaand artikeltje over de achtergronden van de Friese beweging. Dit n.a.v. opmerkingen in de skriptie over taal en taalpolitiek. In het volgende SOAP-nummer hopen we, naast de skriptiebespreking, hierop terug te komen.

p.h. van de plank

De Friese beweging is, zoals vele andere nationale bewegingen, in de eerste helft van de vorige eeuw ontstaan uit het romantisch denken over volk en staat. Anders dan zulke bewegingen, die tot aan de Eerste Wereldoorlog grote maatschappelijke dynamiek en expansie wisten te ontplooien door bij andere processen als demokratiseing en industrialisatie, kortom bij de maatschappelijke mobiliteit aan te sluiten, is de F.B. er niet in geslaagd haar doeleinden in deze zin te bereiken. Dat streven naar een eigen staat heeft overigens van het begin af aan een niet meer dan federalistische vorm gehad in de F.B.

In dit verband spreken van “de F.B.” is zeer misleidend omdat deze beweging nooit een georganiseerde eenheid was, maar een verzameling heel en half georganiseerde groepjes, enkelingen en slecht een handvol organisaties van langere levensduur. In dit geheel waren kultuur-literaire, politieke en wetenschappelijke aksenten verspreid.

Het kenmerkende van de F.B. en misschien van de Friezen zelf is de bijzondere lage graad van institutionalisering van kontakten en akties. Dat is geen gevolg van een klein aantal en sektarisme want de doeleinden van de F.B. worden door een groot deel van de bevolking – min of meer – onderschreven (hoewel vaak niet eens als zodanig herkend).

“De gedachte van de F.B.” moet beschouwd worden als een poging om algemene ideologische oriëntaties te beleven en te konkretiseren in een Fries kultureel en sociaal kader resp. te streven naar de vorm van een Friese kultuurgemeenschap in een dergelijk ideologisch kader: socialisme en christendom als twee van de voornaamste. Nationalisme als doel op zichzelf was steeds een zeldzaam verschijnsel in de F.B. Federalisme werd het meest als middel gezien, maar pur-sang-federalisten hebben ook steeds deel uitgemaakt van de F.B. Deze verscheidenheid heeft ten gevolge gehad dat de F.B. zich nooit als politieke partij kon manifesteren, maar dat “Fryske biwegers” werkzaam waren hun idealen in bestaande partijen: met name de SDAP/PvdA en de AR en zelden of nooit in de VVD en CPN. In de laatste decennia van de vorige eeuw heeft een anarcho socialistische Friese Volkspartij enige tijd wel een grote aanhang bezeten en deze partij verkondigde aan aantal beweging idealen: naast maatschappelijke ook federalistische. Op dat laatste grijpt de na de oorlog opgerichte Frysk Nasjonale Partij terug. Overigens herbergt deze partij, die op haar hoogtepunt-tot-dusver in 1974 12% van de stemmen kreeg, een hele erfenis van stromingen tussen 1900 en 1940 en heeft zij de “Frysksinnige” kernen in de traditionele partij niet aangetast.

Heel schematisch kan met de F.B. op twee nivo’s waarnemen: dat van de intellektuelen (een voorhoede?) en dat van de “volksmassa”. De relatie tussen beide is tamelijk diffuus. De eerste heeft wortels in de romantische filologie. Nog steeds vormen Frisisten en hun organisaties de ruggengraat van de intellekteule F.B. en men kan zich afvragen of ook niet mede daardoor de greep op de maatschappelijke ontwikkeling zo zwak is gebleven. Hoe ook, die filologische invloed op de houdingen van de Friezen tegenover taal en kultuur is wel groot geweest. De wetenschappelijke “status” die de Frisitiek het Fries gaf, was tevens een poging tot legitimatie van de rechten van die “taal” tegenover de vernederlandste provinciale bovenlaag. Deze wilde overigens in maatschappelijke termen geen verband zien tussen hooggewaardeerde Oudfries van de middeleeuwse wetten en akten en het moderne “Boerenfries”. Tot aan de Tweede Wereldoorlog moest het Fries teren op de Maatschappelijke Status van het invloedrijke boerenmilieu van kleistreken. Het moet de Fristiek wel nagegeven worden dat zij probeerde om haar wetenschapsbeoefening een politieke dimensie te geven: Fries werd als volkstaal tegenover Nederlands als elitetaal gesteld en dat kwam tot voor kort geheel met de maatschappelijke verhoudingen overeen, nu bekijkt het nog uit percentages als 50% uitsluitend Nederlandstaligen in de hoogste, en 5% in de laagste inkomenskategorie. (1960).

De F.B. temidden van de politieke stromingen kan heel schematisch als volgt weergeven worden. Oorspronkelijk linksliberaal tegenover de konservatieve machthebbers. Na 1880 verspreid over anarchisme en socialisme en na 1900 programmatisch in de “Jongfryske Biweging” georiënteerd op de sociaaldemokratie. Toen organiseerden de principiële christen zich ook in een Fries kaden, maar hun opstelling was minder uitgesproken politiek. Tussen 1930 en 1940 werd die skala “verrijkt” met enkele fascistische groepjes, althans nationalisten die zich in wisselende vormen organiseerden en rechts-radikaal georiënteerd waren. Sommigen- slechts een enkeling was overtuigd nazi, de rest opportunist en politiek naief – hebben pogingen in werk gesteld om met de Duitser te kollaboreren. Ze konden echter geen achterban uit de F.B. mee krijgen.

Na de oorlog kwam een doorbraak in de Friese maatschappelijke verhoudingen. Dat was een gevolg van de toenemende mobiliteit en de kracht die de F.B. tijdens de oorlog, die een soort inkubinatietijd was geweest, had verzameld. “Fryske Biwegers” konden op sommige plaatsen die wacht van de oude elite aflossen. Die werkte trouwens me door arrogant-repressief optreden tegen het gebruik van het Fries en zo konden in de jaren vijftig enige publieke erkenning verworven worden. Tot een effektueren van deze rechten is het maar heel ren dele gekomen omdat het institutionele zwakte van de F.B. politieke realistische eisen onmogelijk maakte.

Ook de emancipatorische doelstellingen kwamen wat meer op de achtergrond. Omdat die emancipatie nog lang niet voltooid was en door integratie ook niet te bereiken is, mogen we misschien achteraf de oprichting van de FNP als reaktie beschouwen. Zoals gezegd monopoliseert deze partij de politieke eksponent van de F.B. geenszins. Met name in (Groningen) studentenmilieu is – uiteraard – op tamelijk ongeïnstitutionaliseerde wijze anarchistische en links radikale inspiratie tot aktie en publicatie aktiviteit omgevormd.

 

Share Button